Poolreizen Willem Barentsz

Buiten staat een replica van het onderkomen van de Terschellinger ontdekkingsreiziger Willem Barentsz op Nova Zembla. Daar eindigde in het poolijs op augustus 1596 de derde poging om over de noordpool in China te komen. Maar aanvankelijk ging alles nog voor de wind. Barentsz en zijn mannen ontdekten Bereneiland en kort erna de eilandengroep Spitsbergen. Daar ontdekten ze nog wat; Rotganzen. Broedend op eieren.

Tot dan toe had nog nooit iemand een rotgans zien broeden. Er ging in die tijd zelfs een verhaal rond dat rondganzen aan bomen groeiden. Als de vruchten uit deze bomen in het water vielen zouden het rotganskuikens worden. Kwamen de vruchten op land terecht dan gingen ze verloren. Dit mysterie werd eenmaal aangekomen op Spitsbergen dus opgelost.

Barentsz en zijn mannen kregen wel te maken met een enorme tegenvaller. Ze stuiten er namelijk tegen de poolkap en konden de reis niet meer volgens plan voortzetten. Volgens de theorieën van dominee en zeevaartkundige Plancius moesten in de poolkap doorgangen ontstaan omdat de zon 24 uur per dag ’s zomers het ijs bescheen. Dus niet, bleek nu.

Barentsz en schipper Jacob van Heemskerk zagen dat het geen zin had en gingen met het hun schip oostwaarts, richting Nova Zembla. De andere schipper Cornelis Rijp ging met zijn schip verder op zoek naar doorgangen om uiteindelijk weer zonder resultaat huiswaarts te keren. Dezelfde Rijp kreeg het jaar daarop het bevel om op zoek te gaan Willem Barentsz en zijn mannen, die voor de winter dus niet meer waren teruggekeerd. Uiteindelijk vond De Rijp twaalf van de zeventien overwinteraars terug in het noorden van Rusland. Zij hadden echt een ware uitputtingsslag geleverd door na de zware overwintering óók nog een afstand te zeilen en te roeien als van Rotterdam naar Gibraltar. Tijdens deze barre terugreis zijn Willem Barentsz en nog 2 mannen overleden.

Dagboekfragment van bemanningslid Gerrit de Veer over het overlijden van Willem Barentsz

“20 juni 1597: Wij wisten niet dat Barentsz zo ziek was, want we zaten gewoon met elkaar te praten. Willem Barentsz keek naar de kaart die ik van onze reis had gemaakt, en we praatten erover. Toen legde hij de kaart weg en zei tegen mij: ‘Gerrit, geef me eens wat te drinken.” Dat deed ik, maar toen hij gedronken had, werd hij zo beroerd dat z’n ogen wegdraaiden en hij direct stierf. We hadden geen tijd om de schipper te roepen uit de andere schuit want hij was al dood. Hij stierf zelfs eerder dan Claes Andriesz, die vlak na hem overleed. De dood van Willem Barentsz  maakte ons erg bedroefd want hij was onze leider geweest, en de enige stuurman in onze boot, en we hadden absoluut vertrouwen in hem.”